26 avril 2015

Lucepedia. Digitale theologische encyclopedie. Faculteit Katholieke Theologie. Roger Garaudy: biografie, filosofie, bibliografie

Roger Garaudy (1913-2012)
Door dr. Bob van Geffen 

Even kleurrijk als omstreden was deze militante filosoof, die een getuige was van de hele vorige eeuw. Bijna de hele 20e eeuw heeft Garaudy daar waar de geschiedenis werd gemaakt in de voorste rangen gestaan. En ook heeft hij al die tijd grenzen doorbroken, de discussie gezocht en bijval en afwijzing opgeroepen. Zijn dynamische denken leidde steeds tot onverwachte inzichten die buiten de vaststaande kaders vielen, en die hij met tal van publicaties onderbouwde, telkens net vóórdat het meer algemeen aanvaarde opinies werden. Lange tijd was tijd hij de partij-ideoloog van de Franse communistische partij, maar na het uiten van kritiek werd hij daaruit gezet. Hij hervond zijn christelijk geloof, en hij sprak ook de islamitische shahada (geloofsbelijdenis) uit. Hij was een voorvechter van het feminisme, een kenner van de westerse danscultuur en een China-deskundige, een voormalig vicevoorzitter van de Assemblée en stakingsleider, een esthetisch commentator en een gesprekspartner van spraakmakende politieke leiders. Een actie-filosoof die voortdurend in de media aanwezig was, meedong naar het Franse presidentschap en op zijn oude dag met zijn kritiek op de politiek van Israël nog een internationaal schandaal ontketende.

Biografie

Garaudy’s denken is nauw gelieerd aan zijn biografie. Hij maakte keuzes waardoor zijn leven en denken elkaar sterk hebben beïnvloed. 
Roger Garaudy werd geboren in 1913 in Marseille. Zijn vader, die de jonge Roger invalide uit de Eerste Wereldoorlog ziet terugkeren, was atheïst, zijn moeder katholiek. In de familie bestaan pijnlijke ervaringen met de kerkelijke praktijk en op tienerleeftijd bekent de jonge Garaudy zich tot het protestantisme. Het gezin was weinig bemiddeld, maar slaagde er met kunst en vliegwerk in hun enige kind te laten studeren. De jonge student in de filosofie, gevoelig voor poëzie en cultuur, studeert aan de universiteit van Aix-en-Provence. Daar maakt hij de laatste colleges mee van de inmiddels gepensioneerde Maurice Blondel. Blondels katholieke denken zal zich onlosmakelijk met dat van Garaudy verbinden. In de wandelgangen van de colleges bij Blondel, in de jaren dertig, betrekt een oudere student uit de vriendenkring rond Gaston Berger, Henri Lefebvre, Garaudy bij het communisme. Garaudy zet zijn studies voort aan de universiteit van Straatsburg. Daar verdiept zich zijn christen-zijn door het lezen van Augustinus, Kierkegaard en Barth. Als een van de zeer weinigen aldaar ploegt hij zich door Das Kapital van Marx heen. Ook komt hij in contact met Romain Rolland, wiens Jean-Christophe een leidraad wordt voor zijn leven: de levenskrachten van de ene naar de andere oever te dragen, of, zoals Garaudy dat bij Blondel had geleerd, het bijeenhouden van tegengestelden. Bewust wordt hij als christen lid van de Parti Communiste Français (PCF). ‘Het was of ik de kracht van duizend armen in mijn arm voelde,’schrijft Garaudy later.
Na zijn studie wordt hij leraar in Albi en actief in de politiek, waar hij Maurice Thorez, de charismatische leider van de franse communistische partij (PCF) ontmoet. Garaudy wordt Thorez’ naaste adviseur. 
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog trouwt Garaudy, maar onmiddellijk daarna wordt hij door de bezetter gearresteerd en gedeporteerd naar Algerije, waar hij vier jaar in interneringskampen verblijft. Hij ziet er de dood in ogen, maar leert er ook waardigheid en hoop kennen die, zoals hij zegt, over het eigen leven heen reiken. Na de oorlog is hij eerst nog actief met het opzetten van een radiostation voor de Algerijnen voordat hij sterk vermagerd terugkeert naar Albi. Het huwelijk eindigt, maar hij hertrouwt met Paulette Gayraud, die actief is in het vakbondswerk. Garaudy leidt de grote mijnstakingen in 1948, zoals Jean Jaurès dat daar een halve eeuw eerder had gedaan. Van jongs af aan, en in de oorlog wordt dat nog versterkt, komt Garaudy op voor de lokale bevolking en voor de mogelijkheden die er in de mensen schuilgaan, tegen de verdrukking van machten van buiten en van boven. Het is mede om die reden dat hij een verklaard tegenstander wordt, al vanaf de stichting van de staat Israël, van het zionisme, samen met een aantal anderen onder wie abbé Pierre, met wie hij een levenslange vriendschap ontwikkelt. 
Garaudy klimt snel op in de partij. In de opbouw van het naoorlogse Frankrijk zoekt hij de samenwerking met christenen, maar Rome reageert daar scherp afwijzend op. Als vooraanstaand partijlid komt hij in aanraking met tal van toonaangevende schrijvers (Éluard, Aragon), kunstenaars (Picasso, en Béjart, de zoon van Berger) en politici (Kroetchov, Bella, later Castro).
Intussen (1953) promoveert hij aan de Sorbonne (bij Bachelard). Direct daarna krijgt hij de kans om in Moskou verder te studeren en als correspondent te werken. Hij promoveert er nog eens, nu op een these over de vrijheid. Hij maakt er de eerste aftakeling mee van het stalinisme. Kort daarna typeert hij zijn these als stalinistisch en verbiedt hij herdruk. 
Terug in Frankrijk wordt hij onder meer gekozen tot lid van het politbureau en - de verkiezingen brachten direct na de Tweede Oorlog groot succes voor de PCF - tot gedeputeerde voor het departement Tarn (1945-1951) en later van het departement Seine. In die functie is hij voorzitter van de onderwijscommissie en vicevoorzitter van de Assemblée Nationale (1965-1958). Van 1959-1962 is hij senator. Ook wordt hij directeur van het wetenschappelijk orgaan van de PCF. Namens de PCF treedt hij in debat met tal van filosofen en schrijvers, onder wie Sartre, die hij geregeld ontmoette. Het is onder Garaudy’s verantwoordelijkheid dat Henri Lefebvre de partij verlaat. De openbaringen die Kroetchov doet over Stalins daden schokken Garaudy dermate dat hij in een crisis terecht komt. Om die te overkomen stort hij zich op de oude bronnen (Hegel en Lenin). Vanuit die oude grondlijnen komt hij tot een dynamischer opvatting van het marxisme en daarmee kan hij de turbulente gebeurtenissen overzien. Gaandeweg wordt hij woordvoerder van de ontdooiing en grensverlegging van de PCF. 
In zijn politieke functies blijft Garaudy veel reizen en hij ontmoet vele politiek en culturele leiders. Zo komt hij in 1967 in aanraking met Dom Helder Camara en ook tussen hen beiden ontstaat een hartelijke vriendschap.
Wanneer de encycliek Pacem in Terris verschijnt (1963) herneemt en verdiept hij de verbinding van het marxisme en het christendom. Dat brengt hem in aanraking met de toenmalige theologische avant garde van de theologie die werkt aan het Tweede Vaticaans Concilie (Rahner, Teilhard de Chardin, Bultmann, Robinson, Metz, Girardi). Ook leert hij het werk van mystici (Johannes van het Kruis, Teresa van Avila) kennen. Garaudy groeit uit tot een van de toonaangevende woordvoerders in het gesprek tussen marxisme en christendom. 
In 1965 aanvaardt hij een lectoraat in de esthetica in Poitiers. Daar treft hij Foucault als collega. Deze staat een veel strenger soort filosofie voor dan de veel oudere Garaudy. Foucault moet niets hebben van een wetenschapper die zo aan een partij is gelieerd, en hij werkt Garaudy naar buiten.
Hoewel hij buiten de partij wordt gezien als een marionet van het stalinisme, beginnen binnen de partij Garaudy’s grensverleggingen kritiek op te roepen. In 1968 komt dat tot een hoogtepunt wanneer Garaudy kritisch is over de starheid van de PCF tijdens de studentenonlusten en wanneer hij zich in datzelfde jaar keert tegen het binnenvallen door de Sovjet Unie in Praag. Hij plaatst zich ronduit tegenover de partij. Zijn verwijt is dat de partij de werkelijke problemen niet ziet en geen werk maakt van een socialisme met een menselijk gezicht. Het gevecht wordt breed in de media uitgevochten en eindigt met het uit de partij zetten van Garaudy in 1971. Voor het Franse publiek betekent het dat het communisme definitief zijn intellectualiteit stilzet. 
Wederom zet Garaudy de crisis om in studie. Hij ontdekt dat weliswaar het socialisme in zijn bedoeling humaan is, maar in zijn uitvoering niet deugt, en dat het kapitalisme in zijn wezen inhumaan is, maar in zijn uitvoering ook goede resultaten biedt, en dat het een redeneerfout is om een uitvoering met een principe te vergelijken. Er is een alternatief voor beide tegelijk nodig. Hij onderzoekt waarom de westerse visie op denken en politiek steeds tot crises voert en hij ontwikkelt belangstelling voor niet-westerse culturen. In het Westen, zo concludeert hij, zijn de grote politieke systemen (socialisme en kapitalisme) vastgelopen, ten koste van het Oosten en Zuiden (‘l’Occident est un accident’), omdat ze een dimensie niet meenemen in het denken. De niet-westerse culturen brengen die ‘vergeten dimensie’ in beeld. Deze dimensie is die van de onderlinge relaties (het vrouwelijke) tegenover het (manlijke) technische denken. Garaudy roept daarom op tot een dialoog van de culturen en beschavingen (‘Appèl aux vivants’). Hij treedt op in tal van politieke acties (atoomproblematiek, feminisme, ecologie - in dat kader interviewt prinses Irene hem nog - en hij doet een gooi naar het Franse presidentschap in 1981). 
Garaudy krijgt veel media-aandacht en publiceert in de deze periode verschillende bestsellers (waarvan een groot aantal in het Nederlands is vertaald), waarin hij steeds explicieter wordt over zijn betrokkenheid bij het christendom, dat hij ziet als een hervormingsbeweging van het jodendom. Wanneer hij belangstelling opvat voor de mystiek van de islam en hij tot de conclusie komt dat de islam een vernieuwingsbeweging is van het christendom, spreekt hij enkele jaren later de shahada uit. Als ingevoerde westerling met een sympathie voor de islam, met een gigantisch netwerk en met zijn kritiek op de politiek van de Israëlitische staat, is hij een interessante partner voor Palestijnse en Arabische anti-Israël-partijen. 
In de tussentijd entameert Garaudy een museum in Cordoba (Torre de la Calahorra) waar hij probeert de samenwerking van oudsher tussen christendom en islam, tussen west en Oost in beeld te brengen.
Terwijl zijn bekendheid in de moslim landen snel stijgt, haakt het grote publiek in het westen af, omdat men zijn ontwikkeling - men spreekt van wendingen - niet meer begrijpt. Het wordt voor Garaudy, ooit een van de meest gelezen auteurs uit de franse filosofie, steeds moeilijker om uitgevers te vinden.
Hoewel hij in de vroege jaren zeventig onder de indruk was van de technische belofte van de Amerikaanse cultuur (televisie, computer, logistiek), is hij altijd wantrouwig gebleven ten opzichte van de Amerikaanse politiek. Hij wordt steeds kritischer naarmate hij de Amerikaanse buitenlandpolitiek blootlegt, en hij toont hoe het Amerikaans technisch vernuft dreigt uit te lopen in een grootschalige vernietiging van de beschaving. 
Als intercontinentaal media-instituut herneemt hij met zijn volle gewicht de strijd tegen de politiek van Israël, die hij al vele jaren samen met onder anderen abbé Pierre aan het licht probeerde te brengen. Voor Garaudy is het de sleutelkwestie in de buitenlandpolitiek van het Westen. (Hij weet dat hij zich op glad ijs bevindt, maar, zegt hij in een interview, hij is al oud en wil aan de ene kant niet vergeten worden en aan de andere kant is hij door zijn ouderdom moeilijk te schaden - een inschatting die in de werkelijkheid anders zal uitpakken.) Garaudy wint enkele processen, maar wanneer hij inzet op het in zijn ogen misbruiken door Israël van de Shoah, en hij een boek publiceert waarin hij de mythes van de politiek van de staat Israël probeert bloot te leggen, keert de internationale opinie zich tegen hem en abbé Pierre. In dat boek verzamelt hij allerlei gedetailleerde kwesties in de historische voltrekking van het drama van de vernietiging van het joodse volk, die in zijn ogen onzeker zijn, en daarom stelt hij dat Israël de zekerheid van de vernietiging overdrijft, en zelfs ook de omvang daarvan. Wanneer er kritiek komt op zijn zienswijze - er zit een aantal fouten, onnauwkeurigheden en suggestieve formuleringen in - voert hij aan dat de vrijheid van meningsuiting en taboeïsering in het geding zijn. Hij vindt dat er geen argumenten tegen hem worden ingebracht, maar een lobby in werking wordt gezet. Precies wat hij hekelt, overkomt ook hem: twijfel aan de stand van zaken wordt uitgelegd als algemene ontkenning van de moord op de ontelbare Joodse mensen tijdens de Tweede Wereldoorlog, mede omdat Garaudy een als negationistisch bekend staande uitgeverij in de arm heeft genomen. Garaudy voert aan de moord van vele joodse mensen niet te willen ontkennen en vindt de reactie die hij heeft uitgelokt precies een bewijs van wat hij wil aantonen. Een zeer fel conflict ontwikkelt zich in de media.
Wanneer abbé Pierre, dan de meest populaire Fransman, een lans breekt voor Garaudy’s standpunt bereiken de verontwaardigde protesten een hoogtepunt. Garaudy wordt gezien als de kwade genius achter een naïeve abbé Pierre. De hoogbejaarde abbé moet tijdelijk het land verlaten en de eveneens bejaarde Garaudy wordt in 1998 veroordeeld wegens negationisme, wat in Frankrijk mede onder druk van communistische kamerleden strafbaar is gesteld. Als de storm wat geluwd is keert abbé Pierre terug naar Frankrijk. Garaudy publiceert dan nog enkele boeken die terugblikken op het proces wegens negationisme en in 1998 schrijft hij nog een keer zijn inzichten uit over de verwerpelijke Westerse cultuur. Uitgevers, boekverkopers en media in het Westen trekken zich terug. Ook in de moslimwereld is de belangstelling getemperd geraakt omdat Garaudy ondanks zijn felle anti-Israëlpolitiek een intellectuele, liberale vorm van islam aanhangt. Vergeten en verguisd overlijdt de getuige van de 20e eeuw in 2012 op de leeftijd van 98 jaar.

Filosofie

Garaudy ontwikkelde niet zozeer een oorspronkelijke filosofie, maar zocht de toepassing en de onderlinge dialoog van de bestaande filosofische theorieën, met het oog op de politieke situatie. Hij zocht eerder de politieke breedte dan de hermeneutische diepte. Het was hem niet te doen om het denken over het denken als zodanig, maar om het denken over het denken over de wereld. Daarin onderzocht hij niet de diepste wortels, maar probeerde hij de vanzelfsprekendheden te doorbreken, veelal verwijzend naar het werk van andere denkers en opiniemakers.
Aanvankelijk was voor hem het marxisme de leidende denkwijze, omdat die enerzijds het nazisme bestreed, en anderzijds Frankrijk en Europa heropbouwde. Dat bleef ook zo toen hij gewaar werd dat de Sovjetoverheersing de zaak van het marxisme geen goed deed. Vanaf de late jaren vijftig ging hij pleiten voor een vernieuwing van het marxisme dat de dialoog met modern denken, zoals het existentialisme, het personalisme en de vernieuwing van het katholieke denken (Garaudy bedoelde vooral Teilhard de Chardin en de katholieke sociale leer) mogelijk zou maken. Ging het hem eerst nog om een praktische samenwerking met verschillende partijen met eenzelfde doel (de lotsverbetering van de arbeidende mensen), waarbij het marxisme een betere en scherpere maatschappelijk analyse kon bieden, later zag hij in dat een inwendige bijstelling van het marxisme nodig was: het dialectisch materialisme zou zich volgens hem beter dienen te realiseren dat materie altijd in beweging is, en dat de Westerse cultuur bezig is al de andere op te slokken. 
Garaudy’s achtereenvolgende keuzes waren dus niet per se ‘kleurverschieten’ maar kunnen ook gezien worden als een consistent doordenken binnen gewijzigde omstandigheden. Toen die dialoog in marxistische kringen eerder verdacht werd gemaakt dan verder ontwikkeld, begon Garaudy te pleiten voor een alternatief. Garaudy trof Althusser en andere denkers tegenover zich. Dezen hielden vast aan een streng marxistisch-structuralistische denkwijze, en stelden vooral het op de vroege Marx gebaseerde idealistische marxisme onder radicale kritiek. Garaudy verzette zich echter tegen het anti-humanistisch structuralisme, maar daarbij zocht hij niet een theoretisch vast ankerpunt, maar het politiek engagement. Daarbij was niet de precieze definitie van vrijheid van het eerste belang, maar wel het besef dat wanneer een ander niet vrij is, ik het ook niet ben. 
Niet meer het marxisme als zodanig werd voor Garaudy leidend, maar zijn denken over de menselijke zelf-actualisering: de mens realiseert zichzelf in zijn handelen en is zelf, als drager van het initiatief, verantwoordelijk. Hij geeft zijn toekomst vorm in zijn handelingen. Dat doet hij niet willekeurig, maar, net zoals een kunstenaar zijn werk realiseert, zo stelt een mens op basis van een plan of visie een daad in de richting van het plan, waarna de situatie opnieuw bezien wordt. De mens is uiteindelijk zichzelf te groot. Het marxisme, een methodologie van historisch initiatief, levert een bewustzijn van de beweging van de geschiedenis, en het dient zijn denkcategorieën te openen voor de hedendaagse ontwikkelingen, zoals het wegvallen van het bevolkingsdeel dat van oudsher werd aangeduid als ‘de arbeider’. Die plaats wordt nu ingenomen door de ‘witte boorden’. Volgens Garaudy worden al degenen die loonafhankelijk zijn in hun mogelijkheden beperkt. Marxisme betekent voor hem als filosoof militant te zijn, daar te zijn waar iets nieuws ontstaat, want de praktijk is het criterium. Daarin is een mens niet allereerst een individu, maar een participatief deel van de gemeenschap die een ideaal realiseert. 
Die macht om de wereld te kunnen transformeren ervoer Garaudy als een verwijzing naar God. Hij herkende die wijdere doelstelling in het christelijk geloven, waarvoor hij altijd een zekere ruimte had bewaard, mede vanuit zijn contacten met de priester-arbeiders in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Net zoals hij de geest van vernieuwing in Tweede Vaticaans Concilie had geproefd en die geest ook in het marxisme had gewenst, zo waarschuwde hij het christendom voor de valkuil van het gesloten dogmatisme, waar het marxisme in die tijd door getekend werd - een weg die Paulus volgens hem was ingeslagen. Zijn vele reizen hadden hem ook het inzicht gebracht dat de strijd die het marxisme streed vergelijkbaar was met de strijd die elders in de wereld tegen het Westen werd gevoerd. Zo herkende hij zijn streven in de christelijke bevrijdingstheologie
Eenmaal buiten de hoofdstroom van het marxisme geplaatst, ontwikkelde zijn kritiek op het Westen zich verder. Het Westen beperkt op pijnlijke wijze de mogelijkheden van de mensheid, zoals in West-Europa het kapitalisme hele groepen van de bevolking de kansen ontneemt om zich te realiseren. 
De dimensie die het Westers kapitalisme tegenwicht biedt, vond Garaudy terug in de kunst (‘de aankondiging van de toekomst; Garaudy denkt daarbij vooral aan de schilderkunst en de dans), in ‘het vrouwelijke in de cultuur’ en in de religie die zich steeds vrijmaakt uit de institutionele stolling. Aldus ontstond voor hem een dieper inzicht in religies. Was religie eerst een mogelijke samenwerkingspartner in de politiek, later zag hij er dus een weg in die de werkelijkheid toont zoals die eigenlijk zou moeten zijn. De realiteit zoals die zou moeten zijn, het ideaal, is uiteindelijk werkelijker dan de realiteit zoals die nu is en door het Westen gedicteerd wordt. Het ideaal dat werkelijker is dan de realiteit herkende Garaudy bij Don Quichot en ook bij Blondel, zijn oude leermeester. 
Na zich te hebben losgemaakt van het gesloten marxisme zou Garaudy zich steeds meer terug gaan vinden in het denken van Blondel, zoals hij zelf stelde in zijn filosofisch testament. 
De institutionele vormgeving van het menselijk denken (in partij, kerk en publieke opinie) benadrukten volgens hem de verhouding tot de instituties en niet de onderliggende bedoeling. 
Werkelijk levende mensen geven zelf vorm aan hun eigen bestaan en hebben een bewuste verhouding tot de instituties. Om die zelfrealisatie vorm te geven moet de mens loskomen uit zijn vaste patronen en verkalkte denkwijzen, die zich tot taboes hebben ontwikkeld, en moet hij zich losmaken uit het verleden en het heden die hem voortstuwen, maar ook beperken. Hij moet zich openstellen voor dialoog en zich over durven geven aan de toekomst, die we gezamenlijk uitvinden ('inventer le futur'). Want, uiteindelijk ging het er volgens Garaudy om, om aan de mens de hoop als levenswijze terug te geven.

Bibliografie

Garaudy heeft een groot oeuvre nagelaten op heel verschillende terreinen zoals de filosofie, de politiek, de mystiek en de kunst. Zijn de eerste publicaties streng marxistisch, later worden ze meer open naar andere denkvormen en weer later krijgen ze een kritisch karakter t.o.v. het concrete socialisme en communisme. Zijn kritiek op het westers kapitalisme blijft overeind. Vervolgens gaan Garaudy’s publicaties meer en meer over de verhouding tussen Westen en Niet-Westen, met de spanning tussen Israël, de Arabische wereld en het Westen als speerpunt. 
In zijn oeuvre zijn er ook enkele romans, een dichtbundel, toneelstukken en films te vinden. In 1989 publiceert hij een autobiografie.
Zijn meest grondige filosofisch publicaties vinden we in de late jaren vijftig. Vanaf de jaren zestig tot het eind van zijn leven krijgen zijn werken meer het karakter van de onderbouwing van politieke projecten. 


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Dr. Bob van Geffen.