Roger Garaudy (1913-2012)
Door dr. Bob van Geffen
Even
kleurrijk als omstreden was deze militante filosoof, die een getuige
was van de hele vorige eeuw. Bijna de hele 20e eeuw heeft Garaudy daar
waar de geschiedenis werd gemaakt in de voorste rangen gestaan. En ook
heeft hij al die tijd grenzen doorbroken, de discussie gezocht en bijval
en afwijzing opgeroepen. Zijn dynamische denken leidde steeds tot
onverwachte inzichten die buiten de vaststaande kaders vielen, en die
hij met tal van publicaties onderbouwde, telkens net vóórdat het meer
algemeen aanvaarde opinies werden. Lange tijd was tijd hij de
partij-ideoloog van de Franse communistische partij, maar na het uiten
van kritiek werd hij daaruit gezet. Hij hervond zijn christelijk geloof,
en hij sprak ook de islamitische shahada (geloofsbelijdenis)
uit. Hij was een voorvechter van het feminisme, een kenner van de
westerse danscultuur en een China-deskundige, een voormalig
vicevoorzitter van de Assemblée en stakingsleider, een esthetisch
commentator en een gesprekspartner van spraakmakende politieke leiders.
Een actie-filosoof die voortdurend in de media aanwezig was, meedong
naar het Franse presidentschap en op zijn oude dag met zijn kritiek op
de politiek van Israël nog een internationaal schandaal ontketende.
Biografie
Garaudy’s denken is nauw gelieerd aan zijn biografie. Hij maakte
keuzes waardoor zijn leven en denken elkaar sterk hebben beïnvloed.
Roger Garaudy werd geboren in 1913 in Marseille. Zijn vader, die de
jonge Roger invalide uit de Eerste Wereldoorlog ziet terugkeren, was
atheïst, zijn moeder katholiek. In de familie bestaan pijnlijke
ervaringen met de kerkelijke praktijk en op tienerleeftijd bekent de
jonge Garaudy zich tot het protestantisme. Het gezin was weinig
bemiddeld, maar slaagde er met kunst en vliegwerk in hun enige kind te
laten studeren. De jonge student in de filosofie, gevoelig voor poëzie
en cultuur, studeert aan de universiteit van Aix-en-Provence. Daar maakt
hij de laatste colleges mee van de inmiddels gepensioneerde Maurice Blondel.
Blondels katholieke denken zal zich onlosmakelijk met dat van Garaudy
verbinden. In de wandelgangen van de colleges bij Blondel, in de jaren
dertig, betrekt een oudere student uit de vriendenkring rond Gaston
Berger, Henri Lefebvre, Garaudy bij het communisme. Garaudy zet zijn
studies voort aan de universiteit van Straatsburg. Daar verdiept zich
zijn christen-zijn door het lezen van Augustinus, Kierkegaard en Barth. Als een van de zeer weinigen aldaar ploegt hij zich door Das Kapital van Marx heen. Ook komt hij in contact met Romain Rolland, wiens Jean-Christophe
een leidraad wordt voor zijn leven: de levenskrachten van de ene naar
de andere oever te dragen, of, zoals Garaudy dat bij Blondel had
geleerd, het bijeenhouden van tegengestelden. Bewust wordt hij als
christen lid van de Parti Communiste Français (PCF). ‘Het was of ik de
kracht van duizend armen in mijn arm voelde,’schrijft Garaudy later.
Na zijn studie wordt hij leraar in Albi en actief in de politiek,
waar hij Maurice Thorez, de charismatische leider van de franse
communistische partij (PCF) ontmoet. Garaudy wordt Thorez’ naaste
adviseur.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog trouwt Garaudy, maar onmiddellijk
daarna wordt hij door de bezetter gearresteerd en gedeporteerd naar
Algerije, waar hij vier jaar in interneringskampen verblijft. Hij ziet
er de dood in ogen, maar leert er ook waardigheid en hoop kennen die,
zoals hij zegt, over het eigen leven heen reiken. Na de oorlog is hij
eerst nog actief met het opzetten van een radiostation voor de
Algerijnen voordat hij sterk vermagerd terugkeert naar Albi. Het
huwelijk eindigt, maar hij hertrouwt met Paulette Gayraud, die actief is
in het vakbondswerk. Garaudy leidt de grote mijnstakingen in 1948,
zoals Jean Jaurès dat daar een halve eeuw eerder had gedaan. Van jongs
af aan, en in de oorlog wordt dat nog versterkt, komt Garaudy op voor de
lokale bevolking en voor de mogelijkheden die er in de mensen
schuilgaan, tegen de verdrukking van machten van buiten en van boven.
Het is mede om die reden dat hij een verklaard tegenstander wordt, al
vanaf de stichting van de staat Israël, van het zionisme, samen met een
aantal anderen onder wie abbé Pierre, met wie hij een levenslange
vriendschap ontwikkelt.
Garaudy klimt snel op in de partij. In de opbouw van het naoorlogse
Frankrijk zoekt hij de samenwerking met christenen, maar Rome reageert
daar scherp afwijzend op. Als vooraanstaand partijlid komt hij in
aanraking met tal van toonaangevende schrijvers (Éluard, Aragon),
kunstenaars (Picasso, en Béjart, de zoon van Berger) en politici
(Kroetchov, Bella, later Castro).
Intussen (1953) promoveert hij aan de Sorbonne (bij Bachelard).
Direct daarna krijgt hij de kans om in Moskou verder te studeren en als
correspondent te werken. Hij promoveert er nog eens, nu op een these
over de vrijheid. Hij maakt er de eerste aftakeling mee van het
stalinisme. Kort daarna typeert hij zijn these als stalinistisch en
verbiedt hij herdruk.
Terug in Frankrijk wordt hij onder meer gekozen tot lid van het
politbureau en - de verkiezingen brachten direct na de Tweede Oorlog
groot succes voor de PCF - tot gedeputeerde voor het departement Tarn
(1945-1951) en later van het departement Seine. In die functie is hij
voorzitter van de onderwijscommissie en vicevoorzitter van de Assemblée
Nationale (1965-1958). Van 1959-1962 is hij senator. Ook wordt hij
directeur van het wetenschappelijk orgaan van de PCF. Namens de PCF
treedt hij in debat met tal van filosofen en schrijvers, onder wie
Sartre, die hij geregeld ontmoette. Het is onder Garaudy’s
verantwoordelijkheid dat Henri Lefebvre de partij verlaat. De
openbaringen die Kroetchov doet over Stalins daden schokken Garaudy
dermate dat hij in een crisis terecht komt. Om die te overkomen stort
hij zich op de oude bronnen (Hegel en Lenin). Vanuit die oude
grondlijnen komt hij tot een dynamischer opvatting van het marxisme en
daarmee kan hij de turbulente gebeurtenissen overzien. Gaandeweg wordt
hij woordvoerder van de ontdooiing en grensverlegging van de PCF.
In zijn politieke functies blijft Garaudy veel reizen en hij
ontmoet vele politiek en culturele leiders. Zo komt hij in 1967 in
aanraking met Dom Helder Camara en ook tussen hen beiden ontstaat een
hartelijke vriendschap.
Wanneer de encycliek Pacem in Terris verschijnt (1963)
herneemt en verdiept hij de verbinding van het marxisme en het
christendom. Dat brengt hem in aanraking met de toenmalige theologische
avant garde van de theologie die werkt aan het Tweede Vaticaans Concilie (Rahner, Teilhard de Chardin, Bultmann, Robinson, Metz, Girardi). Ook leert hij het werk van mystici (Johannes van het Kruis, Teresa van Avila) kennen. Garaudy groeit uit tot een van de toonaangevende woordvoerders in het gesprek tussen marxisme en christendom.
In 1965 aanvaardt hij een lectoraat in de esthetica in Poitiers.
Daar treft hij Foucault als collega. Deze staat een veel strenger soort
filosofie voor dan de veel oudere Garaudy. Foucault moet niets hebben
van een wetenschapper die zo aan een partij is gelieerd, en hij werkt
Garaudy naar buiten.
Hoewel hij buiten de partij wordt gezien als een marionet van het
stalinisme, beginnen binnen de partij Garaudy’s grensverleggingen
kritiek op te roepen. In 1968 komt dat tot een hoogtepunt wanneer
Garaudy kritisch is over de starheid van de PCF tijdens de
studentenonlusten en wanneer hij zich in datzelfde jaar keert tegen het
binnenvallen door de Sovjet Unie in Praag. Hij plaatst zich ronduit
tegenover de partij. Zijn verwijt is dat de partij de werkelijke
problemen niet ziet en geen werk maakt van een socialisme met een
menselijk gezicht. Het gevecht wordt breed in de media uitgevochten en
eindigt met het uit de partij zetten van Garaudy in 1971. Voor het
Franse publiek betekent het dat het communisme definitief zijn
intellectualiteit stilzet.
Wederom
zet Garaudy de crisis om in studie. Hij ontdekt dat weliswaar het
socialisme in zijn bedoeling humaan is, maar in zijn uitvoering niet
deugt, en dat het kapitalisme in zijn wezen inhumaan is, maar in zijn
uitvoering ook goede resultaten biedt, en dat het een redeneerfout is om
een uitvoering met een principe te vergelijken. Er is een alternatief
voor beide tegelijk nodig. Hij onderzoekt waarom de westerse visie op
denken en politiek steeds tot crises voert en hij ontwikkelt
belangstelling voor niet-westerse culturen. In het Westen, zo
concludeert hij, zijn de grote politieke systemen (socialisme en
kapitalisme) vastgelopen, ten koste van het Oosten en Zuiden (‘l’Occident est un accident’),
omdat ze een dimensie niet meenemen in het denken. De niet-westerse
culturen brengen die ‘vergeten dimensie’ in beeld. Deze dimensie is die
van de onderlinge relaties (het vrouwelijke) tegenover het (manlijke)
technische denken. Garaudy roept daarom op tot een dialoog van de
culturen en beschavingen (‘Appèl aux vivants’). Hij treedt op
in tal van politieke acties (atoomproblematiek, feminisme, ecologie - in
dat kader interviewt prinses Irene hem nog - en hij doet een gooi naar
het Franse presidentschap in 1981).
Garaudy krijgt veel media-aandacht en publiceert in de deze periode
verschillende bestsellers (waarvan een groot aantal in het Nederlands
is vertaald), waarin hij steeds explicieter wordt over zijn
betrokkenheid bij het christendom, dat hij ziet als een
hervormingsbeweging van het jodendom. Wanneer hij belangstelling opvat
voor de mystiek van de islam en hij tot de conclusie komt dat de islam
een vernieuwingsbeweging is van het christendom, spreekt hij enkele
jaren later de shahada uit. Als ingevoerde westerling met een
sympathie voor de islam, met een gigantisch netwerk en met zijn kritiek
op de politiek van de Israëlitische staat, is hij een interessante
partner voor Palestijnse en Arabische anti-Israël-partijen.
In de tussentijd entameert Garaudy een museum in Cordoba (Torre de
la Calahorra) waar hij probeert de samenwerking van oudsher tussen
christendom en islam, tussen west en Oost in beeld te brengen.
Terwijl zijn bekendheid in de moslim landen snel stijgt, haakt het
grote publiek in het westen af, omdat men zijn ontwikkeling - men
spreekt van wendingen - niet meer begrijpt. Het wordt voor Garaudy, ooit
een van de meest gelezen auteurs uit de franse filosofie, steeds
moeilijker om uitgevers te vinden.
Hoewel hij in de vroege jaren zeventig onder de indruk was van de
technische belofte van de Amerikaanse cultuur (televisie, computer,
logistiek), is hij altijd wantrouwig gebleven ten opzichte van de
Amerikaanse politiek. Hij wordt steeds kritischer naarmate hij de
Amerikaanse buitenlandpolitiek blootlegt, en hij toont hoe het
Amerikaans technisch vernuft dreigt uit te lopen in een grootschalige
vernietiging van de beschaving.
Als intercontinentaal media-instituut herneemt hij met zijn volle
gewicht de strijd tegen de politiek van Israël, die hij al vele jaren
samen met onder anderen abbé Pierre aan het licht probeerde te brengen.
Voor Garaudy is het de sleutelkwestie in de buitenlandpolitiek van het
Westen. (Hij weet dat hij zich op glad ijs bevindt, maar, zegt hij in
een interview, hij is al oud en wil aan de ene kant niet vergeten worden
en aan de andere kant is hij door zijn ouderdom moeilijk te schaden -
een inschatting die in de werkelijkheid anders zal uitpakken.) Garaudy
wint enkele processen, maar wanneer hij inzet op het in zijn ogen
misbruiken door Israël van de Shoah, en hij een boek publiceert waarin
hij de mythes van de politiek van de staat Israël probeert bloot te
leggen, keert de internationale opinie zich tegen hem en abbé Pierre. In
dat boek verzamelt hij allerlei gedetailleerde kwesties in de
historische voltrekking van het drama van de vernietiging van het joodse
volk, die in zijn ogen onzeker zijn, en daarom stelt hij dat Israël de
zekerheid van de vernietiging overdrijft, en zelfs ook de omvang
daarvan. Wanneer er kritiek komt op zijn zienswijze - er zit een aantal
fouten, onnauwkeurigheden en suggestieve formuleringen in - voert hij
aan dat de vrijheid van meningsuiting en taboeïsering in het geding
zijn. Hij vindt dat er geen argumenten tegen hem worden ingebracht, maar
een lobby in werking wordt gezet. Precies wat hij hekelt, overkomt ook
hem: twijfel aan de stand van zaken wordt uitgelegd als algemene
ontkenning van de moord op de ontelbare Joodse mensen tijdens de Tweede
Wereldoorlog, mede omdat Garaudy een als negationistisch bekend staande
uitgeverij in de arm heeft genomen. Garaudy voert aan de moord van vele
joodse mensen niet te willen ontkennen en vindt de reactie die hij heeft
uitgelokt precies een bewijs van wat hij wil aantonen. Een zeer fel
conflict ontwikkelt zich in de media.
Wanneer abbé Pierre, dan de meest
populaire Fransman, een lans breekt voor Garaudy’s standpunt bereiken de
verontwaardigde protesten een hoogtepunt. Garaudy wordt gezien als de
kwade genius achter een naïeve abbé Pierre. De hoogbejaarde abbé moet
tijdelijk het land verlaten en de eveneens bejaarde Garaudy wordt in
1998 veroordeeld wegens negationisme, wat in Frankrijk mede onder druk
van communistische kamerleden strafbaar is gesteld. Als de storm wat
geluwd is keert abbé Pierre terug naar Frankrijk. Garaudy publiceert dan
nog enkele boeken die terugblikken op het proces wegens negationisme en
in 1998 schrijft hij nog een keer zijn inzichten uit over de
verwerpelijke Westerse cultuur. Uitgevers, boekverkopers en media in het
Westen trekken zich terug. Ook in de moslimwereld is de belangstelling
getemperd geraakt omdat Garaudy ondanks zijn felle anti-Israëlpolitiek
een intellectuele, liberale vorm van islam aanhangt. Vergeten en
verguisd overlijdt de getuige van de 20e eeuw in 2012 op de leeftijd van
98 jaar.
Filosofie
Garaudy ontwikkelde niet zozeer een oorspronkelijke filosofie, maar
zocht de toepassing en de onderlinge dialoog van de bestaande
filosofische theorieën, met het oog op de politieke situatie. Hij zocht
eerder de politieke breedte dan de hermeneutische diepte. Het was hem
niet te doen om het denken over het denken als zodanig, maar om het
denken over het denken over de wereld. Daarin onderzocht hij niet de
diepste wortels, maar probeerde hij de vanzelfsprekendheden te
doorbreken, veelal verwijzend naar het werk van andere denkers en
opiniemakers.
Aanvankelijk was voor hem het marxisme de leidende denkwijze, omdat
die enerzijds het nazisme bestreed, en anderzijds Frankrijk en Europa
heropbouwde. Dat bleef ook zo toen hij gewaar werd dat de
Sovjetoverheersing de zaak van het marxisme geen goed deed. Vanaf de
late jaren vijftig ging hij pleiten voor een vernieuwing van het
marxisme dat de dialoog met modern denken, zoals het existentialisme,
het personalisme en de vernieuwing van het katholieke denken (Garaudy
bedoelde vooral Teilhard de Chardin
en de katholieke sociale leer) mogelijk zou maken. Ging het hem eerst
nog om een praktische samenwerking met verschillende partijen met
eenzelfde doel (de lotsverbetering van de arbeidende mensen), waarbij
het marxisme een betere en scherpere maatschappelijk analyse kon bieden,
later zag hij in dat een inwendige bijstelling van het marxisme nodig
was: het dialectisch materialisme zou zich volgens hem beter dienen te
realiseren dat materie altijd in beweging is, en dat de Westerse cultuur
bezig is al de andere op te slokken.
Garaudy’s achtereenvolgende keuzes waren dus niet per se
‘kleurverschieten’ maar kunnen ook gezien worden als een consistent
doordenken binnen gewijzigde omstandigheden. Toen die dialoog in
marxistische kringen eerder verdacht werd gemaakt dan verder ontwikkeld,
begon Garaudy te pleiten voor een alternatief. Garaudy trof Althusser
en andere denkers tegenover zich. Dezen hielden vast aan een streng
marxistisch-structuralistische denkwijze, en stelden vooral het op de
vroege Marx gebaseerde idealistische marxisme onder radicale kritiek.
Garaudy verzette zich echter tegen het anti-humanistisch structuralisme,
maar daarbij zocht hij niet een theoretisch vast ankerpunt, maar het
politiek engagement. Daarbij was niet de precieze definitie van vrijheid
van het eerste belang, maar wel het besef dat wanneer een ander niet
vrij is, ik het ook niet ben.
Niet meer het marxisme als zodanig werd voor Garaudy leidend, maar
zijn denken over de menselijke zelf-actualisering: de mens realiseert
zichzelf in zijn handelen en is zelf, als drager van het initiatief,
verantwoordelijk. Hij geeft zijn toekomst vorm in zijn handelingen. Dat
doet hij niet willekeurig, maar, net zoals een kunstenaar zijn werk
realiseert, zo stelt een mens op basis van een plan of visie een daad in
de richting van het plan, waarna de situatie opnieuw bezien wordt. De
mens is uiteindelijk zichzelf te groot. Het marxisme, een methodologie
van historisch initiatief, levert een bewustzijn van de beweging van de
geschiedenis, en het dient zijn denkcategorieën te openen voor de
hedendaagse ontwikkelingen, zoals het wegvallen van het bevolkingsdeel
dat van oudsher werd aangeduid als ‘de arbeider’. Die plaats wordt nu
ingenomen door de ‘witte boorden’. Volgens Garaudy worden al degenen die
loonafhankelijk zijn in hun mogelijkheden beperkt. Marxisme betekent
voor hem als filosoof militant te zijn, daar te zijn waar iets nieuws
ontstaat, want de praktijk is het criterium. Daarin is een mens niet
allereerst een individu, maar een participatief deel van de gemeenschap
die een ideaal realiseert.
Die macht om de wereld te kunnen transformeren ervoer Garaudy als
een verwijzing naar God. Hij herkende die wijdere doelstelling in het
christelijk geloven, waarvoor hij altijd een zekere ruimte had bewaard,
mede vanuit zijn contacten met de priester-arbeiders in de jaren vijftig
van de vorige eeuw. Net zoals hij de geest van vernieuwing in Tweede Vaticaans Concilie
had geproefd en die geest ook in het marxisme had gewenst, zo
waarschuwde hij het christendom voor de valkuil van het gesloten
dogmatisme, waar het marxisme in die tijd door getekend werd - een weg
die Paulus volgens hem was ingeslagen. Zijn vele reizen hadden hem ook
het inzicht gebracht dat de strijd die het marxisme streed vergelijkbaar
was met de strijd die elders in de wereld tegen het Westen werd
gevoerd. Zo herkende hij zijn streven in de christelijke bevrijdingstheologie.
Eenmaal buiten de hoofdstroom van het marxisme geplaatst,
ontwikkelde zijn kritiek op het Westen zich verder. Het Westen beperkt
op pijnlijke wijze de mogelijkheden van de mensheid, zoals in
West-Europa het kapitalisme hele groepen van de bevolking de kansen
ontneemt om zich te realiseren.
De dimensie die het Westers kapitalisme tegenwicht biedt, vond
Garaudy terug in de kunst (‘de aankondiging van de toekomst; Garaudy
denkt daarbij vooral aan de schilderkunst en de dans), in ‘het
vrouwelijke in de cultuur’ en in de religie die zich steeds vrijmaakt
uit de institutionele stolling. Aldus ontstond voor hem een dieper
inzicht in religies. Was religie eerst een mogelijke
samenwerkingspartner in de politiek, later zag hij er dus een weg in die
de werkelijkheid toont zoals die eigenlijk zou moeten zijn. De
realiteit zoals die zou moeten zijn, het ideaal, is uiteindelijk
werkelijker dan de realiteit zoals die nu is en door het Westen
gedicteerd wordt. Het ideaal dat werkelijker is dan de realiteit
herkende Garaudy bij Don Quichot en ook bij Blondel, zijn oude
leermeester.
Na zich te hebben losgemaakt van het gesloten marxisme zou Garaudy
zich steeds meer terug gaan vinden in het denken van Blondel, zoals hij
zelf stelde in zijn filosofisch testament.
De institutionele vormgeving van het menselijk denken (in partij,
kerk en publieke opinie) benadrukten volgens hem de verhouding tot de
instituties en niet de onderliggende bedoeling.
Werkelijk levende mensen geven zelf vorm aan hun eigen bestaan en
hebben een bewuste verhouding tot de instituties. Om die zelfrealisatie
vorm te geven moet de mens loskomen uit zijn vaste patronen en verkalkte
denkwijzen, die zich tot taboes hebben ontwikkeld, en moet hij zich
losmaken uit het verleden en het heden die hem voortstuwen, maar ook
beperken. Hij moet zich openstellen voor dialoog en zich over durven
geven aan de toekomst, die we gezamenlijk uitvinden ('inventer le futur'). Want, uiteindelijk ging het er volgens Garaudy om, om aan de mens de hoop als levenswijze terug te geven.
Bibliografie
Garaudy
heeft een groot oeuvre nagelaten op heel verschillende terreinen zoals
de filosofie, de politiek, de mystiek en de kunst. Zijn de eerste
publicaties streng marxistisch, later worden ze meer open naar andere
denkvormen en weer later krijgen ze een kritisch karakter t.o.v. het
concrete socialisme en communisme. Zijn kritiek op het westers
kapitalisme blijft overeind. Vervolgens gaan Garaudy’s publicaties meer
en meer over de verhouding tussen Westen en Niet-Westen, met de spanning
tussen Israël, de Arabische wereld en het Westen als speerpunt.
In zijn oeuvre zijn er ook enkele romans, een dichtbundel,
toneelstukken en films te vinden. In 1989 publiceert hij een
autobiografie.
Zijn meest grondige filosofisch publicaties vinden we in de late
jaren vijftig. Vanaf de jaren zestig tot het eind van zijn leven krijgen
zijn werken meer het karakter van de onderbouwing van politieke
projecten.
Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Dr. Bob van Geffen.